Sinds de grootste piramides werden gebouwd, waakt de sfinx van Gizeh erover. Ooit overtrof het beeld alles, maar woestijnzand, een fanatieke imam en overijverige archeologen hebben in de loop der jaren heel wat schade aangericht.
Napoleon Bonaparte ondernam in 1798 een veldtocht naar Egypte om de Franse macht in het Midden-Oosten uit te breiden. Op 21 juli leverde zijn leger bij de hoofdstad Caïro een veldslag met de Mamelukken. Dit gevecht werd bekend als de Slag bij de Piramiden.
Met de oude bouwwerken als decor joegen de Fransen de Mamelukken op de vlucht. Napoleon kon het gebied innemen en genoot van de aanblik van de grootse monumenten op het plateau van Gizeh buiten de stad.
De machtige Franse legerleider liet kanonnen op de sfinx richten om zijn triomf te benadrukken. De neus werd eraf geschoten.

Het Gizeh-plateau ligt aan de rand van de Egyptische hoofdstad Caïro.
Dit verhaal over Napoleon doet nog altijd de ronde, maar het is niet waar.
In de 15e eeuw beschreef de Egyptische moslimhistoricus al-Maqrizi al dat de soefipriester Sa’im al-Dahr in 1378 de neus van de sfinx had afgehakt, uit woede omdat er Egyptenaren waren die de sfinx als een god aanbaden.
Al duizenden jaren doen er allerlei verhalen de ronde over het ontstaan, de functie en het verval van de sfinx. Aan dat laatste droeg de Franse legerleider niet bij, maar hij gaf wel het startsein voor een intensieve zoektocht naar de waarheid over het oeroude beeld.
Wie bouwde de sfinx?

De farao gebruikte zijn rijkdommen voor enorme monumenten, zoals de sfinx.
Wrede bouwheer
Ondanks grondig archeologisch onderzoek staat nog steeds niet vast wie de sfinx heeft laten bouwen, en wanneer en waarom dat gebeurde. De meest geaccepteerde theorie is dat het beeld bij het grafcomplex van de farao Chefren hoorde, die van 2520 tot 2494 v.Chr. regeerde, na koning Cheops.
Deze tijd wordt gezien als het gouden tijdperk van het oude Egypte. Er was vrede, en door de handel met andere rijken ook welvaart. Desondanks was Chefren volgens historische bronnen een wrede tiran.
Schatzoekers waren welkom
Napoleon nam behalve soldaten ook kunstenaars en geleerden op zijn veldtochten mee, die gefascineerd waren door de Egyptische wonderen, en de enorme sfinx nauwkeurig onderzochten.
Weer terug in Frankrijk vertelden ze enthousiast over hun belevenissen in Noord-Afrika, en die aanstekelijke verhalen deden de interesse voor het oude Egypte explosief toenemen.
Uit onderzoek blijkt dat de kolossale sculptuur circa 4500 jaar geleden uit de natuurlijke rotsgrond van het plateau van Gizeh werd gehakt. Hij is dus niet zoals de piramiden samengesteld uit blokken steen.
De steenhouwers begonnen bovenaan en werkten zich door de rots naar beneden tot het beeld af was. Het onderste deel bevindt zich onder het natuurlijke niveau van het plateau, waardoor de sfinx gemakkelijk ten prooi valt aan het Saharazand.
Toen Napoleon de sfinx bezocht, was deze ook tot aan de nek met zand bedekt, en zo is het in de loop van zijn leven meestal geweest.
Begin 19e eeuw kregen buitenlandse archeologen – en schatzoekers – de kans om op expeditie naar Egypte te gaan.
In ruil voor een vergoeding aan de Egyptische autoriteiten mochten ze naar hartelust graven.

In het oude Egypte was de sfinx fraai versierd en beschilderd. Op zijn hoofd lag een cobra – het symbool van de goddelijke macht van de koning.
In 1817 huurde de Engelse consul en kunstverzamelaar Henry Salt de Italiaan Giovanni Caviglia in om de sfinx uit het woestijnzand te bevrijden.
Destijds stak alleen het hoofd van het 20 meter hoge beeld boven het zand uit, en het was dan ook een hele klus om dit voor elkaar te krijgen.
Met de hulp van ongeveer 100 Egyptische arbeiders wist Caviglia een van de schouders van de sfinx te bereiken. Vanaf daar kon hij het zand helemaal tot aan het kalksteenplateau waarop de sfinx staat, verwijderen.

In 1882 poseerde een groep Schotse soldaten voor de met zand bedekte sfinx.
Terwijl de arbeiders zich in de hitte in het zweet werkten, dreigde het zand terug te stromen in de diepe, trechtervomige uitgraving. Alleen een primitieve barrière van planken hield het zand tegen.
Er leek geen beginnen aan, de woestijn dekte hun werk telkens toe. De energieke Caviglia kwam echter met een nieuwe, nog ambitieuzere aanpak op de proppen.
De voorpoten en de borst van het beeld werden blootgelegd, en tussen de poten vond men een unieke schat: de kop van een cobra, die mogelijk ooit op een slangenlichaam op het voorhoofd van de sfinx zat.
De cobra was in de oudheid het symbool van de macht van de farao. Er werden ook resten van een sikje gevonden.

Schoch denkt dat zware regen de sfinx aantastte.
Geoloog: hij is 9000 jaar
Volgens een geoloog uit de VS is de verweerde sfinx minstens 9000 jaar oud.
De meest omstreden theorieën over de sfinx hebben niets met
de realiteit te maken, maar ook wetenschappers kunnen tot
verrassende conclusies komen.
In 1990 onderzocht de geoloog Robert Schoch het beeld en vond aanwijzingen dat de sfinx veel ouder moet zijn dan de circa 4500 jaar die de meeste egyptologen hem toedichten.
Volgens Schoch is de slijtage aan het beeld mede veroorzaakt door zware regen, en niet alleen door wind en zand. En omdat de sfinx aan de rand van de Sahara staat in een gebied dat al 5000 jaar droog is, moet hij uit een eerdere periode met meer regen stammen, is zijn argument.
De sfinx is ten minste 9000 jaar oud, meent Robert Schoch, die docent is aan de Amerikaanse Boston University en heel overtuigd is van zijn theorieën.
De laatste decennia is er over de ouderdom van de sfinx veel te doen geweest, maar Schoch krijgt weinig bijval. Zijn collega’s wijzen erop dat de erosie andere oorzaken kan hebben en dat uit diverse vondsten blijkt dat de sfinx even oud is als de piramiden.
Farao knapte sfinx op
De sfinx had dus ooit een baard, maar het staat niet vast dat die bij het oorspronkelijke beeld hoorde.
De opgravingen maakten in elk geval duidelijk dat de sfinx al eerder geheel of gedeeltelijk was uitgegraven. En meerdere keren hadden de gravers van de gelegenheid gebruikgemaakt om het beeld wat te verfraaien.
Caviglia vond inscripties uit de cultuur van de oude Grieken en Romeinen, en een enorm, roodachtig granietblok met hiërogliefen – een stèle – dat pas honderden jaren na de bouw van de sfinx zelf was gemaakt.
In 1817 kon het opgravingsteam de tekst op de 3,6 meter hoge stèle niet lezen, maar vijf jaar later ontcijferde de Fransman Jean-François Champollion het hiërogliefenschrift, en zo weten we nu wat de inscriptie betekent.

De sfinx is niet altijd even vakkundig gerenoveerd. Vaak moest het werk van voorgangers worden overgedaan.
De stèle werd 3400 jaar geleden door farao Thoetmosis IV aangebracht – 1100 jaar na de bouw van de sfinx.
De tekst vertelt hoe de farao als jongen eens aan het jagen was in de destijds veel vruchtbaardere Gizeh-streek. Tegen de middag viel hij in slaap in de schaduw van het hoofd van de sfinx, dat uit het zand stak. Hij droomde dat de god Horus aan hem verscheen in de gedaante van een sfinx.
De sfinx beloofde de jonge jager tot koning te maken en vroeg of deze hem als tegenprestatie wilde uitgraven. Zoals voorspeld was werd Thoetmosis IV koning, en hij liet de oude sfinx uitgraven en vervolgens renoveren.
Het beeld was in die tijd al sterk verweerd, maar de farao liet delen van het lichaam restaureren, de stèle oprichten en muren bouwen die het zand op afstand moesten houden.
Latere vondsten bevestigen dat Thoetmosis IV zijn uiterste best heeft gedaan om de sfinx in oude glorie te herstellen en de begraafplaats op het plateau van Gizeh te renoveren – een project waar zijn vader, koning Amenhotep II, al mee was begonnen.
Thoetmosis IV liet kalksteenblokken uithakken om de erosieschade die de sfinx had opgelopen, te herstellen. En uit nieuw onderzoek blijkt dat hij de sfinx ook in verschillende kleuren liet schilderen, en waarschijnlijk voor de borst van de sfinx een beeld van een farao liet aanbrengen.
Eind vorig jaar hebben Egyptische archeologen nog delen opgegraven van de muur die Thoetmosis IV had laten bouwen om de sfinx te beschermen tegen zandverstuivingen.

Rond 1400 v.Chr. liet een farao voetstukken plaatsen aan weerszijden van de sfinx, waar vermoedelijk beelden op stonden.
De muren konden het zand echter niet permanent weghouden. 200 jaar later nam farao Ramses II het initiatief tot een nieuwe opgraving. Hij liet steentabletten achter tussen de voorpoten, die Caviglia ook heeft gevonden.
In die tijd werd de sfinx aanbeden onder de naam Harmachis, ‘Horus in de Horizon’, en werd hij gezien als een verschijningsvorm van de machtige hemelgod Horus. De vier gemetselde blokken rond het lichaam van de sfinx komen ook uit die periode en dienden waarschijnlijk als sokkels.
Oedipus was de sfinx te slim af
Een paar honderd jaar later werd de sfinx niet langer aanbeden en raakte het beeld opnieuw met zand overdekt.
Uit modern onderzoek blijkt dat de sfinx rond 600 v.Chr. werd gerepareerd, maar verder is er weinig over zijn lot bekend totdat Alexander de Grote in 332 v.Chr. aankwam in Egypte.
In die tijd werd het beeld al als sfinx aangeduid, omdat de Grieken gelijkenis zagen met de Griekse sfinx – een fabeldier met het lichaam van een leeuw, het hoofd van een vrouw en vaak ook nog voorzien van vleugels.
In de Griekse mythologie was de sfinx boosaardig; hij doodde mensen die zijn raadsel niet konden oplossen:
‘Wat heeft ’s ochtends vier, ’s middags twee en ’s avonds drie benen?’
Alleen de mythische Griekse koning Oedipus wist het antwoord: de mens. Hij kruipt als baby, loopt rechtop als volwassene en gebruikt een stok als hij bejaard is.
In 31 v.Chr. veroverde Rome Egypte. De Romeinse geschiedkundige Plinius de Oudere bezocht in 77 n.Chr. het land en beschreef de sfinx in zijn 37- delige hoofdwerk Naturalis Historia, waarin hij alle wetenschappelijke en historische kennis wilde bijeenbrengen.
Plinius gaf de afmetingen van de sfinx aan en beschreef hoe hij uit de rots was gehakt. Ook bespeurde hij sporen van rode verf op het gezicht van de sfinx.
In het boek staat dat de lokale bevolking de sfinx als een god beschouwde en dacht dat een zekere koning Harmais erin lag begraven.
Mogelijk was deze opmerking in de Naturalis Historia de aanleiding tot de latere mythen over een geheime kamer in de sfinx.
Tijdens de Romeinse overheersing in Egypte werd de sfinx in ere hersteld. De opeenvolgende prefecten zorgden ervoor dat het zand de sfinx niet weer bedekte. Daarnaast brachten de Romeinen een imposante entree voor de sfinx aan, met verhogingen en mooie trappen. Tussen de voorpoten bouwden ze een granieten altaar, waarvan de voet er nog steeds staat.
Uit inscripties blijkt dat de Romeinen goed voor de sfinx zorgden, totdat de christelijke Theodosius in de 4e eeuw keizer werd. Hij verbood de aanbidding van heidense goden, met als gevolg dat de sfinx weer werd overgelaten aan zichzelf en aan het zand.

Overal in Egypte staan beelden met het lichaam van een leeuw en een mensenhoofd.
Talloze sfinxen in het Egyptische zand
De grote sfinx is slechts een van de vele sfinxbeelden uit het oude Egypte.
Na de vervaardiging van de grote sfinx op het plateau van Gizeh
werden sfinxen een veelgebruikt symbool in Egypte. Archeologen vinden nog steeds nieuwe.
In november 2010 zijn nog 12 oude sfinxen gevonden – de meeste zonder hoofd – bij de stad Luxor. Uit de inscripties op de sfinxen blijkt dat deze zijn uitgehakt op initiatief van koning Nectanebo I. Hij regeerde vanaf 380 v.Chr. 18 jaar over Egypte en maakte deel uit van de laatste machtige faraodynastie.
De sfinxen bewaakten een weg die in diverse oude teksten genoemd wordt, maar nu pas is ontdekt. De weg komt uit op een veel langere processieweg, die de reusachtige tempel van Karnak verbindt met de al even imposante tempel van Luxor op de oostelijke oever van de Nijl, 500 kilometer van het plateau van Gizeh.
Hier stonden 1200 sfinxachtige beelden met hun gezicht naar de Egyptenaren die eens per jaar in een processie over de twee kilometer lange weg liepen, een symbolische nabootsing van de bruiloft van de god Amon en zijn echtgenote Moet.
Het is niet bekend hoe de oude Egyptenaren de figuren noemden.
De aanduiding ‘sphinks’ komt uit de Griekse mythologie, waar het wezen het lichaam van een leeuw, vleugels en een vrouwenhoofd heeft.
Toeristen betaalden opgraving
Toen Giovanni Caviglia zich in 1817 een weg groef naar de voorpoten van de sfinx, zag dit deel van het bouwsel voor het eerst in 1500 jaar het daglicht.
Maar na zijn opgraving kwam het onderzoek naar het reuzenbeeld pas goed op gang – met het woestijnzand als permanente uitdaging.
In 1842 leidde de Pruis Karl Richard Lepsius een wetenschappelijke expeditie, die de stèle van Thoetmosis IV terugvond. Het hiërogliefenschrift was op dat moment al ontcijferd, en zo werd het verhaal over de jacht en de renovatie van 3200 jaar eerder onthuld.
Enkele jaren later groef de Fransman Auguste Mariette met een team van Egyptische arbeiders de daltempel van Chefren naast de sfinx op. Deze vondst gaf onder egyptologen aanleiding tot de theorie dat Chefren, de zoon van koning Cheops, de sfinx had laten bouwen.
De volgende grote opgraving werd ondernomen door de Franse egyptoloog Gaston Maspero. In 1885 en 1886 legde hij de voor- en zuidzijde van de sfinx bloot. Hij was de eerste die zijn werk met geld van toeristen financierde.
Maspero had meer oog voor zijn verdiensten dan voor het documenteren van de vondsten, waardoor archeologen pas in de jaren 1930 een totaaloverzicht van het complex rond de sfinx kregen.

Vyse was niet de enige die schade aanrichtte: archeologen legden ook deze 12 meter lange tunnel in het achterste van de sfinx bloot. Hij zou uit ca. 500 v.Chr. dateren en gemaakt zijn door grafrovers.
Gestoorde Brit blies gat in sfinx
Bij de eerste opgravingen in Egypte werden vaak explosieven gebruikt. In 1837 plaatste de Brit Howard Vyse een lading buskruit in de rug van de sfinx.
Howard Vyse (1784-1853) was eerst officier en daarna parlementslid voor hij zich op de archeologie stortte.
De Brit was een ongeduldig type en gebruikte graag buskruit om zich een weg te banen door de Egyptische piramides. Zo blies hij tijdens zijn jacht op goudschatten en gemummificeerde farao’s delen van de piramide van Cheops op.
In 1837 hoorde Vyse oude verhalen over een koninklijke tombe in de sfinx en gaf hij opdracht om een tunnel door de rug te boren, vlak achter de nek.
8 meter lager kwam de boor echter vast te zitten en Vyse besloot buskruit in te zetten. De explosie zorgde ervoor dat delen van de nemes van het beeld (de gestreepte hoofdtooi van de farao’s) afbraken.
In 1978, toen moderne archeologen de schade onderzochten die Vyse had aangericht, werden fragmenten ervan in de tunnel gevonden.
Onder leiding van de Egyptenaar Selim Hassan werd een kwart miljoen kubieke meter zand verwijderd, waarmee het beeld werd blootgelegd. Voor het eerst sinds de oudheid was heel het 73 meter lange beeld te zien.
Sinds de jaren 1970 hebben de Amerikaan Mark Lehner en de Egyptenaar Zahi Hawass de leiding over het onderzoek naar de sfinx en worden er steeds meer geheimen ontsluierd.
Farao over water naar het graf
De meeste egyptologen zijn het erover eens dat de sfinx onderdeel was van een omvangrijk begrafeniscomplex voor koning Chefren.
Het hoofd van de sfinx lijkt op zijn portret en het beeld heeft een bepaald type hoofddoek om dat alleen door farao’s gedragen werd.
Het plateau van Gizeh is een formatie van rotsen die boven het omringende landschap uitsteekt. Hier liet de vader van Chefren, Cheops, zijn eigen grafcomplex bouwen met de Piramide van Cheops als middelpunt.
Toen Chefren koning werd, wilde hij niet achterblijven bij zijn vader en hij liet een vergelijkbare piramide bouwen naast die van Cheops.
De piramide van Chefren is iets kleiner, maar staat op een hogere plek en oogt daardoor juist groter.
De koning werd na zijn dood te ruste gelegd in de piramide, maar eerst vond er een uitvoerig begrafenisritueel plaats.
De farao ging per boot over een kanaal naar het grafcomplex. Daarna werd hij door een daltempel gedragen, die de toegang tot het grafcomplex vormde.
Via een 497 meter lange processieweg kwam Chefren aan bij een grote dodentempel aan de voet van de piramide. Hier konden zijn onderdanen de farao offers brengen en aanbidden, want hij had een goddelijke status.
De sfinx staat aan het begin van de processieweg, heel dicht bij de daltempel van de koning, en heeft daar vlakbij zijn eigen tempel. De twee tempels zijn gemaakt van steen uit hetzelfde rotsmassief als dat waaruit de sfinx is gehakt.
Koningsgraven bewaakt door de sfinx
De sfinx hoort bij de reusachtige dodenstad op het plateau van Gizeh. Het gebied wordt gedomineerd door drie grote piramiden, maar bevat ook een aantal kleinere piramiden, tempels, wegen en begraafplaatsen. De sfinx maakt deel uit van het grafcomplex van de farao Chefren.







De sfinx
Het beeld met het leeuwenlijf staat aan de oostkant van het piramidecomplex dat Cheops’ zoon Chefren zo’n 4500 jaar geleden liet bouwen.
Piramide van Cheops
De grootste piramide op het plateau van Gizeh was oorspronkelijk 147 meter hoog en werd gebouwd voor farao Cheops.
Daltempel van Chefren
De daltempel van Chefren, nabij de sfinx, werd in de jaren 1850 blootgelegd.
Processieweg
Een 497 meter lange weg loopt van de daltempel naar de piramide van Chefren.
Piramide van Chefren
De 136,4 meter hoge piramide bevat een ruimte met de sarcofaag van de farao.
Piramide van Mycerinus
Chefrens zoon en opvolger Mycerinus (of Menkaoera), moest genoegen nemen met een piramide van 66 meter hoog.
Koninginnenpiramiden
Deze minipiramiden bevatten waarschijnlijk tombes voor de moeder van Cheops en andere koninginnen.
Uit geologisch onderzoek blijkt dat de daltempel gebouwd is van gesteente dat afkomstig is uit de laag waaruit ook het bovenste deel van de sfinx bestaat.
De steenblokken van de sfinxtempel zijn uitgehakt toen de steenhouwers al wat dieper waren doorgedrongen in de rotsgrond rond de sfinx. De sfinx en het grafcomplex zijn dus nauw met elkaar verbonden, en onderzoekers denken daarom dat ze allebei ongeveer 4500 jaar geleden voor koning Chefren zijn gebouwd.
De diepere betekenis van de sfinx en de tempel bij zijn voorpoten is niet bekend. In veel oude culturen is de leeuw een symbool van kracht. Een combinatie van het lichaam van een leeuw en het gezicht van een koning duidt op een symbool van de goddelijke macht van de koning.
Maar de leeuw kan misschien ook een symbool van de zon zijn geweest. De sfinx kijkt pal naar het oosten en begroet op deze manier de opkomende zon. De koning zou daarmee dan – in de hoedanigheid van de sfinx – een offer kunnen brengen aan de zonnegod.
De Egyptische werklui die de sfinx uit de rots hakten, hadden een zware taak. Het grove werk werd gedaan met stenen hamers, en voor het fijnere werk gebruikten ze koperen beitels.
Het kalksteen is in dit gebied gelukkig vrij zacht, maar toch waren de beitels al na een paar slagen zo bot dat ze geslepen moesten worden.
100 man werkten drie jaar lang
Egyptologen hebben berekend dat aan het uithakken van de sfinx drie jaar lang door 100 man is gewerkt, en dat is vergeleken met de bouw van een piramide maar een bescheiden klus.
400 meter ten zuiden van de sfinx zijn sporen gevonden van het kamp van de bouwers. Hier woonden ze tijdens de aanleg van de piramiden, de tempels en de sfinx in uit leem opgetrokken barakken voor 50 personen.
Het arbeidersdorp kon 1600 tot 2000 bouwers huisvesten, en de vondsten tonen aan dat de mannen geen slaven waren. Ze hadden het goed en kregen onder meer rundvlees te eten.

Het grote gezicht is door 4500 jaar weer, wind en vandalisme zwaar aangetast.
Naarmate de steenhouwers dieper in de rots doordrongen, werd het steen zachter, en aan de achterkant van de sfinx werd een grote scheur zichtbaar. De bouwers moesten hierdoor hun plannen aanpassen.
Ze waren genoodzaakt het lichaam van de sfinx een flink stuk te verlengen, omdat ze anders de achterkant niet konden vormgeven.
Als gevolg hiervan is het hoofd van de sfinx vrij klein in verhouding tot de poten en het lichaam. Dat gaf aanleiding tot de gedachte dat de sfinx ooit een groter hoofd had, dat later is bijgewerkt.