Duisternis omgeeft het kleine vlammetje. Behoedzaam steekt Howard Carter de kaars door het gat in de deur van het oeroude graf. De Brit houdt zijn adem in terwijl zijn ogen langzaam wennen aan het donker.
Geleidelijk tekenen de contouren van voorwerpen zich af in de ruimte. Er ontstaan herkenbare vormen: beelden van mensen, dieren en goden. En er glanst goud.
‘Ziet u iets?’ vraagt zijn geldschieter, lord Carnarvon, ongeduldig.
‘Ja, wonderbaarlijke zaken,’ luidt het antwoord.
Met deze woorden schreef Howard Carter op 26 november 1922 geschiedenis. Sindsdien staat de Britse archeoloog bekend als de held die het eerste onaangeroerde koningsgraf van het oude Egypte vond. En gul als hij was, schonk hij alles aan de Egyptenaren.

Howard Carter nam op zijn 17e voor het eerst deel aan een opgraving in Egypte. Ruim 30 jaar later werd de autodidactische archeoloog beroemd dankzij Toetanchamons graf.
Maar de laatste jaren brokkelt de heldenstatus die de Britse archeoloog 100 jaar had, stukje bij beetje af.
De Duitse egyptologen Rolf Krauss en Christian Loeben hebben ontdekt dat Carter eerst probeerde toestemming te krijgen om de schatten van Toetanchamon mee te nemen naar Engeland, en toen hij nul op het rekest kreeg, ontpopte hij zich als een regelrechte grafrover.
Carter is bezeten van Toetanchamons graf
De archeoloog Howard Carter werd al in 1907 ingehuurd door de steenrijke Britse edelman lord Carnarvon. Hij moest in Egypte gaan zoeken naar schatten uit de tijd van de farao’s. Zeven jaar later begon Carter te graven in de Vallei der Koningen, ruim 600 kilometer ten zuiden van Caïro.
Hij was vooral uit op het graf van farao Toetanchamon, waar al tientallen jaren naar gezocht werd. Het werk lag een tijdje stil tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar in 1917 keerde hij terug naar de vallei.
Vijf jaar later was het bijna uit met de pret. Lord Carnarvon was door zijn geld en geduld heen, en de archeoloog kreeg te horen dat dit opgravingsseizoen zijn laatste zou worden.

Vier Britten op de trap naar Toetanchamons graf. V.l.n.r.: Lady Evelyn, lord Carnarvon, Howard Carter en zijn assistent Arthur Callender.
Carter stond dus zwaar onder druk toen hij in november dat jaar eindelijk zijn langverwachte doorbraak kreeg. Hij besloot de vondst van het koningsgraf geheim te houden om tijd te winnen. In zijn boek vertelt Carter echter een ander verhaal.
Volgens The Discovery of the Tomb of Tutankhamen verliet hij meteen na de ontdekking de vindplaats met zijn drie begeleiders: lord Carnarvon, diens 21-jarige dochter Evelyn en zijn assistent Arthur Callender.
Egypte kende strenge regels voor buitenlandse archeologen: ze moesten de ontdekking van een graf onmiddellijk aan de autoriteiten melden voordat ze nader onderzoek mochten doen.
‘We stopten het gat weer dicht, deden het traliehek voor de eerste deur op slot, zetten onze plaatselijke helpers op wacht, bestegen onze ezels en gingen huiswaarts door het dal – zwijgend en in een merkwaardig bedrukte sfeer. Ik denk dat niemand van ons die nacht veel geslapen heeft,’ schreef Carter.
Dat laatste zal ongetwijfeld kloppen, maar de slapeloze nacht kwam niet door de spanning van de vondst van het eerste onberoerde koningsgraf van Egypte.

Bij opgravingen in de Vallei der Koningen voerden arbeiders bergen stenen en zand af.
Carter gebruikte militaire methoden
De Vallei der Koningen was al uitgebreid omgeploegd toen Howard Carter aan zijn zoektocht naar de laatste rustplaats van Toetanchamon begon: er waren 61 graven blootgelegd. Maar de archeoloog had een plan.
Gedurende 1100 jaar werden de Egyptische farao’s begraven in piramiden, maar die werden allemaal leeggeroofd. Daarom legden de Egyptenaren vanaf circa 1540 v.Chr. hun vorsten te rusten in de Vallei der Koningen in het zuiden van het land.
Ook die plek wisten de rovers echter te vinden. Alle 61 graven die archeologen al hadden blootgelegd voordat Carter begon te graven, waren ontdaan van hun schatten.
Maar Carter dacht dat er zeker één onberoerd graf schuil moest gaan onder het woestijnzand en pakte het systematisch aan. Eerst maakte hij een kaart van alle eerdere vondsten, waarna hij de vallei in een raster met vierkante velden indeelde, net als Britse artillerie-officieren hadden gegaan in de Eerste Wereldoorlog.
Carter bestookte de vallei echter niet met granaten, maar stuurde ploegen arbeiders naar de velden die het dichtst bij het graf van Achnaton lagen, Toetanchamons vader. In november 1922 stuitten ze op de bovenste traptrede naar een onbekend complex. Tijdens het graven hield Carter zijn adem in.




1. Trap is veelbelovend
Op 4 november vinden arbeiders een steile trap omlaag, kenmerkend voor de koningsgraven van de Egyptische 18e dynastie, waartoe Toetanchamon behoorde. Maar Carter durft nog niet te juichen, want voor hetzelfde geld is het een onvoltooid graf.
2. Lord Carnarvon komt kijken
Carter wordt hoopvoller als er op 6 november een koninklijk zegel uit de oudheid op de muur onder aan de trap tevoorschijn komt. Hij telegrafeert zijn geldschieter, lord Carnarvon, die antwoordt dat hij er over 14 dagen is. Later beweert Carter dat hij daarop de trap liet volstorten met zand en afwachtte.
3. Gat in de deur
Als Carnarvon arriveert, wordt de opgraving hervat. Achter de muur treft Carter een helling aan die naar een verzegelde deur leidt. Op 26 november slaat Carter er met een ijzeren staaf een gat in en steekt er een kaars doorheen om te testen of de lucht binnen giftig is. In het schijnsel ziet hij een volgestouwde grafkamer.
4. Inbraak in grafkamer
Tegen alle afspraken in dringt de Brit het graf binnen, en Carter, Carnarvon en diens dochter zijn de eerste mensen in 3300 jaar die de laatste rustplaats van Toetanchamon zien. Vanuit de voorkamer breken ze de deur naar de grafkamer met de sarcofaag open.
Krauss en Loeben vonden bewijzen dat Carter en zijn gevolg die nacht helemaal niet naar bed gingen, maar in het graf bleven. Carter maakte het gat in de deur groter en betrad de grafkamer illegaal.
In het schijnsel van zaklampen liepen ze door de voorkamer het graf zelf binnen. Alle vertrekken puilden uit van de prachtige voorwerpen en kunstwerken van goud, albast en ivoor.
Pas daarna ontbood Carter een inspecteur van de Egyptische autoriteiten, die de volgende dag rond het middaguur arriveerde. Toen had de archeoloog zijn inbraak in het graf gecamoufleerd en het laten lijken alsof het eeuwen eerder was geopend door rovers.
De Brit had het bijna alleen maar over grafrovers toen de inspecteur zich aandiende, en hij herhaalde zijn verhaal toen de hoogste ambtenaar van het ministerie van Oudheden op 30 november de vondst in eigen persoon kwam inspecteren.
Al in de oudheid, vlak na de dood van farao Toetanchamon in 1323 v.Chr., waren rovers een of meerdere keren het graf binnengedrongen, legde Carter uit.
Een graf met wonderbaarlijke zaken
Vooral het goud van de farao trok wereldwijd veel aandacht. Sieraden, kistjes en grafgiften waren zo fraai gemaakt dat velen maar moeilijk konden geloven dat dat 3300 jaar geleden was gebeurd.

Iconisch masker fascineert de wereld
Toetanchamons mummie droeg een fraai gouden masker met ogen van lapis lazuli. Op het voorhoofd prijkten symbolen van Opper- en Neder-Egypte: de gier en de cobra.

Farao moest goed kunnen zitten
Het graf bevatte zes tronen. De fraaiste is dit houten exemplaar, belegd met goud, zilver en gekleurd glas. Toetanchamon en zijn koningin staan op de rugleuning.

Goden beschermden darmen en hart
Toetanchamons ingewanden zaten in een albasten kist in een gouden schrijn van bijna een meter hoog. De goden Isis, Nephthys, Neith en Selket zijn erop afgebeeld.

Jakhals op ware grootte
De ingang van de schatkamer werd bewaakt door de jakhalsgod Anubis. Het beeld van zwartgeverfd hout is belegd met bladgoud, zodat de oren, ogen en halsband glimmen.

Koning reed rond
Het graf bevatte ook zes strijdwagens. Die werden gebruikt voor oorlog, jacht en religieuze optochten. Slijtage aan de wielen laat zien dat de koning een ervan gebruikt heeft.
De archeoloog stelde dat hij door een aantal deuren was gegaan, die meer dan eens waren verzegeld door de bewakers van de Vallei der Koningen.
De directeur-generaal van het ministerie, de Franse archeoloog Pierre Lacau, kon zelf vaststellen dat het graf één grote puinhoop was – beelden, meubels en strijdwagens lagen kriskras door elkaar. Daarom geloofde hij Carter.
Graven zijn lucratief
De leugen over duizenden jaren oude inbraken was echter niet alleen bedoeld om Carters illegale opening van het graf te maskeren: het was een belangrijk onderdeel van een plan om hem en zijn geldschieter rijk te maken.
Carter en Carnarvon hadden acht jaar eerder schriftelijke toestemming gekregen van het ministerie om onderzoek te doen in de Vallei der Koningen. Het document bepaalde dat alle voorwerpen uit een ‘intact graf’ aan het Egyptisch Museum in Caïro moesten worden overgedragen.
Als het graf echter niet intact was, moesten ‘alle belangwekkende voorwerpen’ naar het museum, terwijl Carter ‘een gedeelte’ mocht houden ‘als compensatie voor de moeite’, stond er in de vergunning.
Graf bevatte ook dochters en ondergoed van de farao
Zeven jaar lang was Carter bezig met het verwijderen, registreren en conserveren van de vondsten uit Toetanchamons graf. Samen geven ze een inkijkje in het dagelijks leven van de jonge farao.

Koning ging goed gekleed
De koning had wel schoon ondergoed nodig in het hiernamaals. Er werden maar liefst 145 driehoekige lendedoeken van hennep aangetroffen in het graf, naast 12 tunieken, 14 paar handschoenen en sokken.

Kist met foetussen
In de schatkamer vond Carter twee gemummificeerde foetussen in kleine sarcofaagjes in een houten kist. Uit DNA-analyse bleek later dat het om Toetanchamons dochters ging.

Natuurgetrouw torso was praktisch
Carter kwam ook een beeld zonder armen en benen tegen. Onderzoekers denken dat de houten torso een paspop is waarmee kleermakers kleren voor de farao voor het hiernamaals maakten.

Wapen uit de ruimte
In Toetanchamons tijd hadden de Egyptenaren wapens van brons, niet van ijzer. Deze dolk met ijzer uit een meteoriet kreeg de farao cadeau van een vorst uit het Midden-Oosten.

Farao deed spelletjes
Net als andere koningsgraven bevatte dat van Toetanchamon het bordspel senet. Je moest je stukken als eerste op een bepaald hokje krijgen.

Wandelstok met luxe handvat
Er zijn veel aanwijzingen dat de jonge farao gehandicapt was. Hij stierf op zijn 18e of 19e, maar kreeg 130 wandelstokken mee. Sommige waren versleten.
Zo’n afspraak was niet ongebruikelijk. Begin 20e eeuw werden veel archeologische opgravingen nog gefinancierd door na afloop een deel van de vondsten te verkopen.
Het verhaal over oude grafrovers zou Carnarvon en Carter dus geen windeieren leggen.
De archeoloog en zijn financier roken geld en namen contact op met het Metropolitan Museum in New York. In ruil voor hulp bij het registreren, vervoeren en conserveren van de vele vondsten uit Toetanchamons graf zou het museum de eerste keus hebben uit de voorwerpen, beloofden de Britten.
Tijdens een bijeenkomst eind 1922 zei lord Carnarvon tegen de curator van het museum, Albert Lythgoe:
‘Ik ben voornemens u een deel te geven van de voorwerpen die ik krijg. Natuurlijk gaat er ook iets naar het British Museum. Maar ik ben van plan heel gul te zijn voor het Metropolitan.’
Lythgoe was een gelukkig man.
‘U kunt zich ongetwijfeld voorstellen dat ik hem meer dan halverwege tegemoet kwam met de verzekeringen die ik hem gaf uit dankbaarheid van het museum voor alles wat hij heeft gedaan – zowel in deze kwestie als in het algemeen de afgelopen jaren,’ schreef Lythgoe aan een collega.
Curator Lythgoe verwees naar een deal die hij eerder had gemaakt met lord Carnarvon en Carter: de Britten hadden hem gestolen voorwerpen geleverd die ruim 3000 jaar geleden aan de vrouwen van Toetanchamon hadden toebehoord.
De twee verkochten ze door voor 53.397 pond ofwel ruim 6 miljoen euro naar huidige maatstaven. Als Carnarvons agent streek Carter zo veel op dat hij er 13 jaar lang zijn persoonlijke kosten van kon betalen, waaronder het salaris van twee of drie bedienden.
Droom valt in duigen
Maar de kans om zo’n handeltje te doen met de objecten uit het graf van Toetanchamon was vrijwel nihil, zo ontdekte Carter al snel. De tijden waren veranderd sinds lord Carnarvon in 1914 groen licht had gekregen om te graven in de Vallei der Koningen.
Toen was Egypte een Brits protectoraat, maar acht jaar later waren de Egyptenaren zelfstandig geworden. Vanwege het sterke nationalisme was het in 1922 ondenkbaar om archeologische vondsten naar het buitenland weg te sluizen, of Toetanchamons graf nu intact was of niet.

De Vallei der Koningen ligt in een droge woestijn op zo’n 11 kilometer van de oude stad Luxor in Zuid-Egypte.
In de maanden na de vondst gedroeg Carter zich als de eigenaar van het graf. Zo gunde hij de Britse krant The Times het monopolie op nieuwtjes over Toetanchamon, terwijl Egyptische kranten moesten wachten.
Hij gaf de buitenwereld ook te verstaan dat híj bepaalde wie het graf bezocht en wanneer. Directeur-generaal Lacau kreeg een steeds grotere hekel aan de arrogante Brit.
Toen lord Carnarvon op 5 april 1923 plotseling stierf, hing Carters toestemming om het graf te onderzoeken dan ook aan een zijden draadje. Alleen omdat een plaatsvervanger van Lacau de onderhandelingen voerde, kon de weduwe van Carnarvon de vergunning overnemen en mocht Carter doorgaan. Maar nieuwe problemen dienden zich aan.
In januari 1924 werd de nationalist Saad Zaghloel premier van Egypte, en hij wees Morcos Bey Hanna aan als verantwoordelijk minister voor opgravingen. Dat was slecht nieuws voor Carter.
Het Britse bewind in Egypte had ooit geprobeerd de vrijheidsstrijder Bey Hanna op te hangen, en daar had hij een hartstochtelijke haat jegens de Britten aan overgehouden.

Morcos Bey Hanna haatte alle Britten, en Howard Carter in het bijzonder, onder meer omdat de archeoloog de advocaat inhuurde die eerder had geprobeerd Bey Hanna opgehangen te krijgen wegens verraad.
De nieuwe minister stofte de vergunning af die in 1918 aan Carter was verleend, en Bey Hanna stelde zich op het standpunt dat ‘een intact graf’ niet hoefde te betekenen dat het graf onaangeroerd was.
Toen Lacau Carter een maand later verbood om de gastenlijst te dicteren van een plechtigheid rond het openen van de sarcofaag van de farao, kreeg de archeoloog een woede-uitbarsting. Hij vertrok uit het graf van Toetanchamon en zwoer nooit meer terug te keren. Maar daar kwam hij al snel van terug.
Kist wijn verraadt Carter
Ondertussen gonsde het in Egypte van de geruchten dat Carter uit het graf stal. Er was echter geen bewijs – tot de archeoloog op heterdaad werd betrapt.
Pierre Lacau en zijn team inspecteerden het graf dagelijks zonder iets verdachts aan te treffen. Carter leek alle voorwerpen netjes te voorzien van een opschrift en een nummer. Maar op 30 maart 1924 deed Lacau een onthutsende ontdekking.

Toetanchamons graf was zo klein dat de grafgiften erin gepropt moesten worden. Maar Carter was wellicht mede schuldig aan de puinhoop.
Graf was een rommeltje
Howard Carter zou in 1922 gestuit zijn op rommelige stapels grafgiften toen hij in Toetanchamons graf keek. Maar veel onderzoekers denken er het hunne van.
Kisten, beelden, meubels en kruiken met oliën voor lichaamsverzorging – alles lag kriskras door elkaar toen Howard Carter in november 1922 een eerste blik wierp in het graf van Toetanchamon. Volgens Carter hadden grafrovers in de oudheid de boel overhoop gehaald. Maar veel onderzoekers plaatsen nu vraagtekens bij dat verhaal.
Volgens hen maakte Carter er zelf een puinhoop van in zijn zoektocht naar waardevolle objecten. Anderen denken dat de rommel een gevolg is van het plotselinge overlijden van Toetanchamon rond 1323 v.Chr., ver voordat het graf van de jonge farao voltooid was.
De kindkoning moest het daardoor doen met een veel te klein graf, waar niet alle giften netjes in pasten. De circa 5000 voorwerpen werden erin gepropt, zo luidt deze theorie.
Op die dag inspecteerde de directeur-generaal een naburig graf waar Carter de geregistreerde vondsten opsloeg onder vergelijkbare omstandigheden als in Toetanchamons graf om ze zo goed mogelijk te conserveren.
Lacau opende er een kist met het opschrift ‘rode wijn’. Toen hij zijn hand erin stak, schrok hij: tussen bergen watten en gaas lag een oud-Egyptisch beeld.
Als ervaren egyptoloog wist Lacau meteen hoe laat het was: de ongemerkte sculptuur kwam duidelijk uit het graf van Toetanchamon. En de vondst was nergens geregistreerd.
Lacaus Egyptische collega’s waren woedend en wilden de premier op de hoogte stellen. Maar gelukkig voor Carter was Lacau in ongenade geraakt bij Morcos Bey Hanna. Daarom zag de Fransman Carter als een manier om zijn baan te behouden. De zaak verdween in de doofpot en de Brit kon opgelucht ademhalen.
Aanslag verandert alles
Niet veel later vertrok Carter naar de VS om voordrachten te houden. Op 21 april 1924 werd hij als een held onthaald in New York. Hij gaf lezingen voor volle zalen in tal van steden en werd ontvangen door president Calvin Coolidge.

Ahmed Ziwar Pasja (1845-1926) was een goede vriend van Howard Carter en werd premier van Egypte na het Britse ingrijpen.
Op weg naar huis besefte Carter dat hij ondanks zijn roem de vondsten uit Toetanchamons graf nooit zou kunnen houden. In een brief aan Bey Hanna schreef de archeoloog schoorvoetend dat hij en lady Carnarvon afstand deden van de voorwerpen.
Maar daarmee was de zaak niet afgedaan. Opnieuw lachte het geluk Carter toe.
Op 19 november 1924 werd de opperbevelhebber van het Egyptische leger, sir Lee Stack, op straat doodgeschoten in Caïro. Na de aanslag op de Britse officier viel Groot-Brittannië Egypte binnen.
De regering van Saad Zaghloel werd afgezet en vervangen door een pro-Brits bewind onder Ahmad Ziwar Pasja, een oude vriend van Howard Carter.
Ongeveer een maand later maakten Carter en Ziwar een afspraak, die inhield dat alle schatten uit Toetanchamons graf in Egypte zouden blijven, maar dat de erfgenamen van lord Carnarvon als compensatie een bedrag van omgerekend 2,5 miljoen euro ontvingen.
Gestolen objecten duiken overal op
Al snel waren de geruchten over diefstal vergeten en speelde Carter weer zijn glansrol als gentleman-archeoloog.

Carters graf draagt een inscriptie die hij in Toetanchamons graf aantrof: ‘Moge je ka (ziel, red.) leven. Moge jij, die Thebe liefhebt, miljoenen jaren doorbrengen met je gezicht in de noordenwind, terwijl je ogen geluk waarnemen.’
Carter stierf eenzaam en vergeten
De ontdekking van het graf van Toetanchamon maakte Carter wereldberoemd. Maar toen de nieuwigheid eraf was, raakte de superster van de archeologie in de vergetelheid.
Tot 1929 woonde en werkte Howard Carter in Egypte, waar hij de duizenden vondsten uit het graf van Toetanchamon nauwgezet registreerde. Toen hij daarmee klaar was, zat zijn werk als archeoloog er ook op en trok hij zich terug in zijn luxe appartement in Londen.
Hij ging nog vaak naar zijn huis in Luxor en bleef Egyptisch erfgoed verkopen aan Amerikaanse musea en rijken. Maar na verloop van tijd ebde de belangstelling voor Toetanchamon weg en stond Carter niet meer in de schijnwerpers. Hij vereenzaamde.
De archeoloog was niet getrouwd en had geen kinderen. De enige die hem gezelschap hield was zijn nicht Phyllis Walker, die als zijn secretaresse en later verpleegster diende. Toen Carter op 2 maart 1939 op zijn 64e aan kanker stierf, was zij een van de negen aanwezigen bij de begrafenis.
Het bescheiden gezelschap telde ook lady Evelyn, die in 1922 het illegale nachtelijke onderzoek van het graf had bijgewoond.
Toen er later gestolen voorwerpen uit het graf begonnen op te duiken, werd er geen ruchtbaarheid aan gegeven.
Zo werden er na Carters dood in 1939 objecten in zijn huis gevonden. Carters nicht en erfgenaam, Phyllis Walker, zorgde ervoor dat een faiencevaas met de cartouche van de farao en amuletten en andere voorwerpen stilletjes werden teruggegeven aan Egypte.
De laatste tijd is er meer aan het licht gekomen. In 2010 stond het Metropolitan Museum in New York vrijwillig 19 vondsten uit Toetanchamons graf af aan Egypte.
‘Deze voorwerpen hadden Egypte nooit moeten verlaten en behoren toe aan de Egyptische staat,’ zei museumdirecteur Thomas P. Campbell destijds tegen CNN.
Er ontbreekt echter nog het een en ander. Musea over de hele wereld bezitten kostbaarheden die Carter tegen de afspraak in uit het graf haalde, zo toonden de Duitse onderzoekers Christian Loeben en Rolf Krauss aan.
Tijdens een bezoek aan het Louvre in Parijs ontdekte Christian Loeben zelf een zogeheten oesjabti, een dienaar voor de doden. De naam van Toetanchamon stond op het beeldje van witte faience.
Een museum in Saksen in Duitsland is in het bezit van een aantal blauwe faiencekralen, die het op een veiling kocht.
‘Carter stopte ze in zijn broekzak toen de grafkamers ontruimd werden en gaf ze later aan zijn secretaris,’ onthulde een curator die anoniem wilde blijven.
Ook musea in Brooklyn en Cleveland in de VS hebben nog schatten uit Toetanchamons graf in huis. Maar net als met de andere voorwerpen weet niemand hoe ze daar zijn beland.
Iedereen gaat zulke ongemakkelijke onderwerpen uit de weg,’ zegt Loeben.
Carter lichtte wellicht ook lord op
Sommige onderzoekers gaan nog een stapje verder: de aanwezigheid van al die twijfelachtige voorwerpen duidt erop dat Carter niet alleen voorwerpen achterover drukte tijdens zijn nachtelijke verblijf in het graf met Carnarvon en tijdens de registratie.
Hij was al in zijn eentje in het graf geweest voordat hij met Carnarvon en de twee anderen de ‘wonderbaarlijke zaken’ officieel ontdekte, stellen de Duitse onderzoekers.

Twee levensechte beelden van Toetanchamon bewaakten de ingang van de grafkamer met zijn mummie.
Hoe het ook zij, het verhaal van Carter zelf is ongeloofwaardig, zegt Loeben. Zo beweerde de archeoloog dat de zegels van enkele wijnkruiken waren afgebroken. Maar er zijn nooit gebroken zegels gevonden.
Carters bewering dat dieven in de oudheid gouden beelden van de strijdwagens hebben afgebroken, noemt Loeben absurd.
‘Dat soort versiering zat helemaal niet op de strijdwagens,’ zegt hij.
‘De inbraak was nep,’ stelt zijn collega Krauss. Bronnen uit de jaren 1920 steunen de onderzoekers.
In een eerste versie van een artikel, dat nooit verscheen in The Times, gaf Carnarvon toe dat hij de nacht na de ontdekking met Carter, Evelyn en Callender in het graf was.

Alfred Lucas (1867-1945) was verantwoordelijk voor het conserveren van de grafvondsten. Pas na de dood van Carter durfde de Brit zijn partner te bekritiseren.
Een artikel van archeoloog en scheikundige Alfred Lucas bevat ook veel aanwijzingen. Hij hielp Carter met het conserveren van de vondsten uit het graf, en na Carters dood schreef Lucas over de nauwe samenwerking met de Britse legende in Annales du Service, een jaarboek over archeologische vondsten in Egypte:
‘Kort na het begin van de samenwerking met Mr Carter vestigde hij mijn aandacht op het sluiten (van het gat, red.) en de verzegeling. Toen ik zei dat het er niet op leek dat het eeuwen geleden gebeurd is, gaf hij toe het zelf te hebben gedaan.’
Ook Carter zelf leverde onbedoeld een bewijs van zijn diefstal. Op een van de vele foto’s van de opgraving is de afdruk van schoeisel te zien.
Volgens Carter had ‘de laatste indringer’ – in de oudheid – het spoor achtergelaten. Maar het zag er niet uit als een sandaalafdruk, maar eerder als een afdruk van een moderne schoen.
‘Wellicht is het Carters eigen voetafdruk,’ zegt Krauss.