Archeoloog Eduard Paulus is in de zomer van 1877 druk met opgravingen van een imposante burcht in zuidwestelijk Duitsland.
Meter voor meter leggen hij en zijn team resten van een palissade bloot die ooit aan de voet van een heuvel stond.
Over de datering is Paulus zeker: het fort Heuneburg bij de Zwitserse grens is rond het begin van de jaartelling gebouwd en is vermoedelijk Romeins.
Maar de gerenommeerde archeoloog zit er lelijk naast.
Al een paar jaar later herstelt een collega zijn fout: de nederzetting stamt uit de Keltische Hallstattcultuur, die van 800 tot 600 v.Chr. het gebied beheerste.
De Kelten stonden erom bekend hun dorpen te beschermen met een simpele muur van boomstammen, en wanneer de archeologen bovendien Keltische potscherven bij de palissade aantreffen, staat het als een paal boven water: het gaat om een van de talloze Keltische dorpjes die Duitse archeologen in de 19e eeuw vinden.
Maar Heuneburg is meer dan Paulus en zijn collega’s ooit hebben durven dromen. In 1950 gaat er een nieuwe, uitgebreide opgraving van start, en daarbij stuiten de archeologen op een muur van steen.
Al gauw blijkt dat die muur niet om een dorpje met een paar honderd Keltische boeren had gestaan, maar om een heuse stad met duizenden inwoners.
In de jaren 1950 zijn de archeologen het erover eens dat de voorouders van de Duitsers pas in de middeleeuwen vestingwerken van steen begonnen te bouwen.
De vondst van de 750 meter lange en 6 meter hoge stenen muur roept dan ook veel vragen op: wie bouwden het enorme fort Heuneburg ver voor de tijd van Alexander de Grote, toen Rome nog een onaanzienlijk stadje aan de Tiber was?
De gehate Kelten
De bouw van de muren van Heuneburg was een project van formaat, dat een hoge mate van planning en kennis van het steenhouwen vereiste.
Maar volgens bronnen uit het oude Rome en Griekenland waren de Kelten maar een stelletje barbaren die nog geen houten schuur konden bouwen, laat staan hoge vestingmuren zoals die rond 600 v.Chr. alleen bij de beschavingen van de Middellandse Zee voorkwamen.
De Keltische cultuur was een paar eeuwen eerder ten noorden van de Alpen ontstaan, vanwaar het volk zich over Centraal-Europa verspreidde.
In de tijd dat Heuneburg gebouwd werd, leefden er Kelten in het grootste deel van het huidige Frankrijk, Zuid-Duitsland, Tsjechië, Oostenrijk en Hongarije.
Kelten waren boeren, kooplui en krijgslieden, maar verder weten we weinig van hen, want ze schreven niet.
‘Hun kracht is gelegen in hun forse lichaamsbouw en hun hoge aantal.’ Plato over de Kelten
De enige bronnen die de Kelten noemen, zijn de Griekse en Romeinse.
Die twee grote Europese beschavingen waren tegelijk handelspartners en aartsvijanden van de Kelten.
De vijandschap had ongetwijfeld invloed op de manier waarop het volk beschreven werd. Zo waren ze volgens Plato (427-347 v.Chr.) ‘oorlogszuchtige dronkenlappen’.
Zijn landgenoot Polybius had 200 jaar later evenmin veel lovende woorden over voor de achterlijke Kelten, die ‘niet bijster veel weten van wetenschap of kunst,’ zoals hij schreef.
In de tijd van Polybius waren Griekse stadstaten aan de Zwarte Zee geplunderd door Kelten op weg naar het zuiden en was de lastercampagne tegen het krijgszuchtige buurvolk in volle gang.
Volgens zijn tijdgenoot Posidonius dankten de Kelten hun overwinningen niet aan hun geavanceerde wapens:
‘Hun kracht is gelegen in hun forse lichaamsbouw en hun hoge aantal,’ schreef hij.
Ook de Romeinen haalden hun neus op voor de Kelten, met wie ze een paar oorlogen uitvochten.
In de 4e en 3e eeuw v.Chr. leden de legionairs een aantal nederlagen tegen de barbaren.
Tot ergernis van de Romeinen sloten de Kelten bondgenootschappen met de aartsvijanden van Rome, zoals de Griek Pyrrhus en Hannibal uit Carthago.
Toen Hannibal in 217 v.Chr. met zijn olifanten de Alpen overstak, vormden 30.000 Keltische infanteristen en 4000 cavaleristen de helft van zijn leger.
Het lag voor de hand dat al dit geweld de Romeinse afkeer van de ‘barbaren uit het noorden’ voedde. De Romeinen noemden het Keltische rijk minachtend Gallia Comata – langharig Gallië.
Het fort van Heuneburg kon dus nooit Keltisch zijn geweest, zo meenden de deskundigen, maar uit vondsten blijkt dat de bewoners van Heuneburg lang niet zo achterlijk en primitief waren als de Grieken en Romeinen beweerden.
Heuneburg ligt op een knooppunt
Bij opgravingen zijn luxe paardenkarren en fraai bewerkt goud en aardewerk gevonden die volgens de laatste mode uit het Middellandse Zeegebied gemaakt waren.
Nu ligt Heuneburg vrij afgelegen: de dichtstbijzijnde stad en snelweg zijn 100 kilometer verderop. In zijn bloeitijd stond het fort echter bij een belangrijke verkeersader: de Donau.
De grote rivieren vormden de levensader van het Keltische rijk.
In hun boten voeren de Kelten van dorp naar dorp om zout, wapens en gereedschap te ruilen voor eten, sieraden en aardewerk.
Af en toe kwamen er handelaren van elders langs, bijvoorbeeld met een lading tin uit Engeland, dat bestemd was voor de Griekse steden aan de Zwarte Zee.
Volgens archeologen gingen de Kelten naar aanleiding van de verhalen van deze kooplui over de steden van Zuid-Europa met hun imposante vestingen dromen van een onneembaar fort dat niet kon afbranden en evenmin binnen een paar jaar wegrotte.
In de leer in Griekenland
Omdat de Kelten zelf ook de wijde wereld in trokken om handelspartners te zoeken – en te plunderen als de gelegenheid zich voordeed – is het niet ondenkbaar dat een ambachtsman uit Heuneburg de Griekse forten zelf is gaan bekijken.
Wellicht bracht hij een aantal jaar door in een stad aan de Middellandse Zee en leerde hij met stenen bouwen van de antieke meesters.
Na een tijdje zal hij dan zijn teruggekeerd om zijn bouw-plannen aan de Keltische vorst te tonen.
Vervolgens was er alleen nog een rijke en sterke leider nodig om een vesting naar Zuid-Europees voorbeeld uit de grond te stampen. En zo’n figuur was er in Heuneburg voorhanden.
In een straal van een paar kilometer rond de stad liggen ruim 50 imposante grafheuvels waar de Kelten hun heersers begroeven.
Kostbare grafgiften getuigen van genoeg macht en rijkdom om een vesting te bouwen die ten noorden van de Alpen zijn weerga niet kende.
Vorst huurt experts van buiten in
Archeologen denken echter niet dat één bouwmeester zo’n enorm project van de grond had kunnen krijgen, zelfs niet na een jarenlange leerperiode in het buitenland.
Voor de muur van Heuneburg was een grote ploeg werklui nodig die zongedroogde bakstenen van klei en stro konden maken.
Voor de 750 meter lange muur moesten er ruim een half miljoen stenen komen.
Ook kundige steenhouwers waren vereist, want er moesten duizenden kalkstenen uit een groeve in de buurt worden gehaald.
En naarmate het fundament vorm kreeg, moeten andere vaklieden de meer dan 100 kilo zware kalkstenen op elkaar hebben gelegd, zodat ze elkaar steunden en een stevige, rechte muur vormden.
Er kunnen naturlijk meerdere Kelten afgereisd zijn om alles te leren wat er bij een groot project komt kijken, maar het is veel waarschijnlijker dat de vorst van Heuneburg bekwame arbeiders uit Zuid-Europa gehaald heeft, zo denken de deskundigen.
De bastions van Heuneburg lijken op de vierkante torens die de Feniciërs rond 600 v.Chr. bouwden.
Uit de vondst van Griekse amfora’s overal in het Keltische rijk blijkt dat de adel veel contact had met de Griekse beschaving.
Ook de manier waarop Heuneburg is opgebouwd duidt erop dat er een bouwmeester met een ploeg van kundige werklieden uit Griekenland is gehaald.
Zij konden stenen metselen, metingen verrichten, steigers bouwen en alle andere werkzaamheden uitvoeren die het project vergde.
In de oudheid beschikte elke Griekse stad over een akropolis, een versterkt vestingwerk op een heuvel of berg waar de inwoners hun toevlucht zochten als de vijand voor de poort stond.
De muur van Heuneburg schermde op dezelfde manier een heuvel met steile hellingen af, waardoor een bestorming vrijwel onmogelijk was.
De bouwstijl is echter niet zuiver Grieks. De bastions van Heuneburg lijken veeleer op de rechthoekige torens die de Feniciërs rond 600 v.Chr. bouwden.
Vanuit deze vooruitgeschoven stellingen konden boog-schutters en speerwerpers vijandelijke troepen die de muren van de Fenicische nederzettingen op Sicilië bestormden, onder vuur nemen.
Heuneburg is de eerste plaats ten noorden van de Alpen met dit type bastion.
Maar of ze gebouwd zijn door Fenicische werklui, is onbekend.
Bij opgravingen zijn tot nu toe in het geheel geen sporen van buitenlandse ‘gastarbeiders’ aangetroffen, dus het blijft gissen naar de waarheid.
De handel viert hoogtij
Toen het fort Heuneburg voltooid was, weerkaatsten de witte kalkmuren de zonnestralen om iedereen in de wijde omtrek te laten weten dat hier de sterkste vorst van Midden-Europa woonde.
Achter de beschermende ommuring groeide de stad snel, en de handel kwam tot bloei.
Beschut door een simpele palissade aan de voet van de heuvel woonden 700 à 800 mensen in de ‘buitenwijk’, terwijl een vergelijkbaar aantal Kelten op de heuveltop zelf resideerde.
Vermoedelijk woonde de elite van Heuneburg in de akropolis van Midden-Europa.
In tegenstelling tot zijn Griekse voorbeelden was de citadel van Heuneburg permanent bewoond.
De Grieken plaatsten alleen tempels, marktpleinen en openbare gebouwen in de versterkte forten van hun steden.
De elite werd gevormd door de vorst, een aantal edelen, priesters en talrijke ambachtslieden.
Op de akropolis zijn meerdere smidsen met elk een of twee vuurhaarden opgegraven.
In deze werkplaatsen lagen ijzergietmallen, grote hoeveelheden afvalproducten van de verhitting van ijzer en brons (slakken) en fraai bewerkte bronzen spelden (fibula’s) waarmee de Kelten hun mantels en omslagdoeken op hun plaats hielden.
De ligging van de werkplaatsen – in de zuidwesthoek, het verst van de poort en aan het steilste, moeilijkst begaanbare deel van de heuvel – wijst er mogelijk op dat de producten die ambachtslieden hier fabriceerden, de bron van de welvaart van Heuneburg vormden.
Naast de smidsen stonden de pottenbakkerijen, waar kruiken, vazen en urnen van een verrassend hoge kwaliteit werden gemaakt.
Huizen, werkplaatsen en voorraadschuren stonden langs lange, kaarsrechte straatjes die elkaar in rechte hoeken kruisten, wat wijst op planning.
Er golden waarschijnlijk strenge bouwvoorschriften in de stad.
Heuneburg barst uit zijn voegen
Hoe belangrijk het fort van Heuneburg was voor de stad, kwam pas in 1997 aan het licht toen er een parkeerplaats en openluchtmuseum werden aangelegd.
De parkeerplaats moest 50 tot 100 meter van de palissade van de buitenwijk komen om de resten van de vele huizen niet te beschadigen.
Maar waar de aannemer de bovenste grondlaag ook begon af te graven, overal stuitten zijn graafmachines op palen die overblijfsels van Keltische boerderijen met hun eigen palissade bleken te zijn.
Opgravingen toonden aan dat deze wijk van Heuneburg uit zo’n 500 boerderijen bestond en dat er in de 6e eeuw v.Chr. meer dan 3000 mensen woonden.
De binnenstad, de buitenwijk en deze nieuwe zuidelijke wijk telden samen ruim 5000 inwoners.
Ter vergelijking: volgens historici had Athene in dezelfde periode 70.000 tot 90.000 inwoners, maar geen andere nederzetting ten noorden van de Alpen kon zich meten met Heuneburg.
De boeren voorzagen de handelaren, handwerkslieden en edelen in de stad van meel, melk en vlees.
Botresten van vee en sporen van gerst en emmertarwe zijn ruim voorhanden in de grondlagen uit de 6e eeuw v.Chr. 70 jaar lang hadden de burgers van Heuneburg niets te klagen, maar toen sloeg de rampspoed toe.
Muur wordt gesloopt
De Keltische vorsten van Heuneburg hadden bewondering voor de beschavingen van de Middellandse Zee en hun welvaart.
Een van hen liet zich zelfs begraven met zijn kline, een houten bank gedecoreerd met barnsteen en ivoor.
Het was een geliefd meubel van de Griekse bovenklasse, waar de mannen op lagen tijdens het eten.
Mogelijk raakte deze heerser in de ban van de Griekse, Fenicische en Etruskische cultuur en kregen zijn onder-danen genoeg van zijn fratsen.
Hoe het ook zij, de vorst werd tussen 540 en 530 v.Chr. aangevallen.
Bot-fragmenten en pijlpunten die zich in de houten borstwering van de vesting geboord hebben, getuigen van een hevig gevecht voordat de aanvallers de burcht binnendrongen.
Vervolgens werd de stad platgebrand, zo blijkt uit verkoolde palen. Alleen de stenen muur doorstond de brand enigszins.
Volgens archeologen had hij wel weer opgebouwd kunnen worden, maar dat gebeurde niet.
In plaats daarvan werd de vesting met de grond gelijkgemaakt. Blokken steen en bakstenen belandden in de slotgracht of bleven liggen waar ze lagen.
Het lijkt erop dat de vijand of de opstandige onder-danen van de vorst veel moeite deden om de sporen van de afgezette heerser uit te wissen.
Het is ook mogelijk dat een rivaliserende Keltische vorst de macht van Heuneburg wilde breken door de muur om de vesting te verwoesten.
Klimaatverandering is de doodsteek
Kort na de verwoesting werd er naar oud Keltisch gebruik een nieuwe muur van houten palen gebouwd.
Het inwonertal van Heuneburg kelderde en veel huizen in de zuidelijke wijk werden niet herbouwd.
Omstreeks 450 v.Chr. hielden onbekende vijanden opnieuw huis en gingen de palissaden in vlammen op. Ze werden nooit meer in ere hersteld.
Het bleef hierna bergafwaarts gaan met Heuneburg. 50 jaar later woonden er nog geen duizend mensen.
Onder-zoekers brengen de neergang in verband met een wereldwijde koude periode tussen circa 500 en 400 v.Chr.
Analyses van de Groenlandse ijskap tonen aan dat de temperatuur in deze jaren lager lag. Vermoedelijk mislukte de oogst van de Kelten en trokken ze weg.
Wellicht was de bevolking van Heuneburg erbij toen ze in 400 v.Chr. het noorden van Italië veroverden, of mogelijk voeren de Heune-burgers naar Ierland en Schotland terwijl de natuur hun oude stad opslokte.