Botresten tonen aan: Neanderthalers waren kannibalen

Na de vondst van beenderen in België weten onderzoekers het zeker: de Neanderthalers waren kannibalen.

Botresten uit België wijzen erop dat de Neanderthalers niet alleen op dieren joegen – ze hadden het ook op mensen gemunt.

Neanderthalers vilden elkaar, sneden lichamen open en haalden het merg uit de beenderen van de doden.

Dat blijkt uit een grote vondst van botresten in de grotten van Goyet in Wallonië. Wetenschappers vermoedden al eerder dat de Neanderthalers in Noord-Europa kannibalen waren, maar de Belgische beenderen zijn het eerste concrete bewijs voor de theorie.

Mensen sneden in botten

De botresten zijn meer dan 40.000 jaar oud en vertonen beschadigingen die door mensen zijn gemaakt, zoals snijsporen en diepe groeven.

Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de bezitters van de botten werden gedood door dieren of verongelukt zijn.

De meer dan 40.000 jaar oude botresten zijn de eerste concrete aanwijzingen dat er kannibalisme voorkwam bij Neanderthalers ten noorden van de Alpen.

© Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen

De onderzoekers weten nog niet zeker of de Neanderthalers elkaar ombrachten om iets te eten te hebben of dat het een symbolische of rituele daad betrof. Maar ze hebben een vermoeden:

'De botresten zijn voor ons reden om aan te nemen dat de Neanderthalers kannibalen waren,' aldus Hervé Bocherens van het Senckenberg Center for Human Evolution and Palaeoenvironment.

Hij wijst erop dat de meeste resten uit de grotten van scheen- en dijbenen zijn. Deze lichaamsdelen zijn bij de mens rijk aan vlees en beenmerg.

Botten werden werktuigen

De beschadigingen aan de botten duiden erop dat de Neanderthalers grondig te werk gingen als ze elkaar om het leven brachten. Slachtoffers werden gevild en hun schedel werd gebroken.

De onderzoekers denken dat de Neanderthalers de lichamen hierna naar de grot brachten om ze op te eten. Uiteindelijk werden de botten geslepen en bewerkt om als werktuigen te dienen.